Verhalen


Een lamp heeft een voet en een hoed. Een voet vind je, een hoed maak je. 

~

Een enorme beuk lag geveld in het Vogelenzangse bos. Rond de stam lag een berg afgebroken takken. Eén tak toonde een bijzonder verhaal. Gehavend, met bobbels en knoesten. Hij paste maar net op de achterbank van de auto.



In mijn werkplaats kwam een prachtige voet tevoorschijn. Een knoestige Mexicaan. Daar hoort een hoed bij van bloedzuring. Hij schrikt er zelf van.                                                                                                                                                                                                              


Die deur zit er niet in.

~

Goofy, op zijn hollands uitgesproken. Zo luidde de bijnaam van het hoofd der lagere school in Overveen. Plechtig kwam hij onze klas binnenschrijden. Hij ging iets uitleggen over volgend schooljaar, de zesde klas. Dan werden we voorbereid op het middelbaar onderwijs. Hij ging ons alvast iets vertellen over de toekomstige wijsheid die ons ten deel zou vallen. Wij zouden o.a. gaan begrijpen wat dat inhield: de stellende, de vergrotende en de overtreffende trap. Groot, groter, grootst. Niet moeilijk te snappen. Maar, die driedeling trof je ook aan bij sommige gezegdes. Goofy gaf daar een voorbeeld van. De stellende trap luidt: een open deur intrappen, de vergrotende trap was hij vergeten; de overtreffende trap luidt: die deur zit er niet in. 
Een jaar of elf, dat waren wij toen, in die vijfde klas van de jongensschool in Overveen. Maar nu nog herinner ik me dat verhaal van onze bovenmeester over onze toekomstige wijsheid. En toeval of niet, het voltallige kabinet bestaat uit  mijn klasgenoten van toen. Die deur zit er niet in!



Het plezier van
een vast bos.

~

Je hebt een hond, en je gaat eropuit. Bossen genoeg in de buurt. De binnenduinrand van Haarlem staat er vol mee. Elswout, Brouwerskolkpark, Duinvliet, e.v.a. Ieder bos herbergt herinneringen. Brouwerskolk: samen met mijn broer hutten bouwen, zelfs een ondergrondse; met de step vanaf het kopje omlaag racen. Elswout: deftig, daar voelde je dat je je moest gedragen. Duinvliet, daar maakten we een crossbaan voor step en fiets. Vogelenzang was te ver voor steppers. Nu kom ik er bijna dagelijks, samen met Mar en tekkel Theo.


Bosliefhebbers volop: Buddy kauwt op wilgetakken. Heel verstandig van dat dier: ze heeft last van haar gebit. In wilgebast zit natuurlijke aspirine (salicylzuur). Pukkie is een adoptiehond uit Roemenië. Had eerst een moeilijke Roemeense naam. Luistert nu goed naar zijn hollandse naam: Pukkie. Hij geniet volop van de aandacht van andere honders.


Deze mooie meiden kunnen er geen genoeg van krijgen, ze wandelen met een hele horde prachtbeesten.


De dame met de hondjes, twee zussen, wandelt hier al twintig jaar. Het wordt wel erg druk de laatste tijd vindt ze. Gevolg van een artikel in het Haarlems Dagblad. Volgens de hondjes valt het wel mee.

Onder oude eiken bij de ingang van het bos liggen eind oktober bladeren met prachtige heldere kleuren. Apart voor teruggekomen, zonder hond, om te verzamelen.


Die bladeren liggen er nog weken, met dezelfde mooie kleuren. Denk je. Na een week zijn ze allemaal bruin. Weg kleur. Het Vogelenzangse bos, zo heet het dan wel, maar het is geen gewoon bos. Wandelend met Theo loop je door een geschiedenis van mensenwerk. Door een platanenlaan bijvoorbeeld.



Ook bewoners van de psychiatrische inrichting op het terrein gingen dood. En wie voor hen zorgden. Dan verhuisden ze naar het stille kerkhofje.


Groen vakwerk: een laan met oude eiken en rododendrons.


Zo’n bank gun je niemand.


Een voorbeeld van hollandse krenterigheid. Betonnen onderstel, o.k., maar dan, die hard plastic “planken”, als ze wat ouder worden breken er stukken uit, met vlijmscherpe punten. Ze roepen je toe: ga hier vooral niet zitten. Van de regen van eergisteren krijg je nog een natte kont. Sta je meteen weer op, haal je je hand open aan zo’n scherpe punt. Maar! In het najaar veranderen de misbaksels in kleine tentoonstellingen van herfstige schoonheid. De prachtige vorm en kleur van beuk, eik en esdoorn stralen je tegemoet op een helder witte ondergrond. Niet op gaan zitten, kijken! 


Verrassing in december: een winterorchidee!



Leve Leo Rens.

~

Je had van die piepkleine woordenboekjes. Durfals in de klas gebruikten ze bij proefwerkvertalingen. Zo’n durfal werd betrapt door de leraar Engels. Hij pakte de booswicht niet bij zijn lurven, smeet hem ook niet de klas uit, maar wees hem de pagina in het spiekboekje waar het woord stond waar hij naar op zoek was. Derde klas gymnasium, een verbijsterende ervaring. Vijfentwintig pubertjes, totaal verpletterd door de ontspannen reactie van de leraar. Wil je jezelf belazeren door zo’n boekje te gebruiken? Ga je gang. Ik kijk je proefwerk na, en als je je boekje aandachtig hebt gebruikt krijg je van mij een tien. En die kreeg hij ook. Sommige mensen worden geboren als leraar. Het verhaal is nog niet uit. Zo’n anecdote vind ik al moeilijk om op te schrijven. Zo lang geleden, en toch het idee hebben: zo is het gebeurd. Geen rare romantische fratsen. Wat ik hierna wil beschrijven is veel moeilijker onder woorden te brengen. Er gebeurde bijna niets. Je achternaam, daar werd je mee aangesproken op het Triniteitslyceum. Er liep een conrector rond die je, als hij je aansprak, met je achternaam, het gevoel gaf dat je werd aangeblaft door de valse herdershond van Himmler. Dat kon ook anders. Leo Rens kon dat. Heftig waren de gesprekken in de klas. Veel lessen begonnen of eindigden met prachtige discussies tussen leraar en leerlingen. Die ruimte, dat dat kon, voelde als vanzelfsprekend. Tenminste, bij de lessen Engels. Sprak de conrector je toe als hierboven beschreven, Leo Rens zei, en ik hoor het hem nog zeggen: Spapé, het is me een waar genoegen het met je oneens te zijn. Je voelde je gezien. Tenslotte. Vele jaren later lopen twee vrouwen over de weg waar ik woon. Ik herken de ene, moeder van oud-leerling Virgil. Ik spreek de moeder aan, en we hebben een vrolijk gesprek over hoe goed het gaat met haar zoon. In een opwelling vraag ik haar of de naam Leo Rens haar bekend voorkomt. De andere vrouw reageert meteen: ja, natuurlijk, dat is de man van de Leo Rens-stichting, die zoveel doet voor kinderen met een beperking. Wat prachtig dat dat uw leraar Engels was! Ongelooflijk, dat de wereld van goede mensen zo klein is, en zo groot!


  • Onderste rij vlnr: Van Greevenbroek (Frans), De Rijk (Duits), Helwig (Geschiedenis), Beckers (Klassieke talen), Pater Kuipers (rector), pater Van Beurden (godsdienst),pater ? Daarachter vlnr: Rogier (wiskunde), Melsen (biologie), Fennis (Frans), Tan Kamer-Peeters (biologie), pater Rijkers (geschiedenis), ?,Van Noort (Klassiek talen), De Bruin (Nederlands), pater Mekenkamp (godsdienst), Wijkamp (Frans). Daarachter vlnr: Nederkoorn (natuurkunde), Alders (wiskunde), Hoek sr (aardrijkskunde), Douwes (klassieke talen),Gieling (scheikunde), Fuss (wiskunde), Rekveld (natuurkunde), Hans van Beers (lichamelijke oefening) Daarachter vlnr: Hokkeling (Duits), Bosman (gymnastiek), Jan van Luxemburg (klassieke talen), Coremans (wiskunde), Pouw (handelswetenschappen Daarachter vlnr: Van der Wijden (aardrijkskunde), Van Holk (scheikunde), Dijkman (tekenen), Terstegen (klassieke talen), Posthuma (Nederlands), Van Wees (Geschiedenis) Daarachter vlnr: Hoek jr (aardrijkskunde), Van der Krogt (wiskunde), Kamer (Nederlands), Leo Rens (Engels),
    pater Van Kleef (economie, recht en staatsinrichting), Klerkx (Nederlands)


Een bossenvogel
in de woudenreus.

~

Ik ken een filosoof, een echte. Zo een met baard en verder kaal. Zoals u weet werken filosofen niet, zij denken. En dat is hard werken. Als je een probleem tegenkomt komen ze goed van pas, filosofen. En ik kwam laatst een echt probleem tegen. Ik had een dag vrij, voor zover een tuinman vrij kan hebben. Na de ochtendkoffie stapte ik op de fiets voor een tocht door het kleine maar zo prachtige koninkrijk Overvenië. Van verre zag ik hem al staan op het dorpsplein, de wonderschone appelenboom. Tegen het bankje onder de stille woudenreus zette ik mijn oude boodschappenfiets en verzonk in diep gepeins. Zelfs de bossenvogel die boven mijn hoofd begon te fluiten kon mij niet opbeuren. Mijn zielenpijn rees de pannen uit. Net op tijd verscheen de filosoof. Eindelijk kon ik over mijn probleem praten. Kijk, zeg ik tegen hem, ik stap op mijn fiets en rijd naar de plek waar ik ben opgegroeid. Daar ga ik zitten op het dorpsplein, onder de appelboom. Die staat er al driehonderd jaar. Het lijkt wel een woudreus, zo groot. Aan de rand van het dorp begint het woud. Daarin leven talloze bosvogels, die af en toe zelfs in de appelboom op het dorpsplein komen fluiten. Daardoor rijst mijn zielepijn op die plek nooit de pan uit. Maar als ik hierover wil vertellen in onze door de Taalunie mishandelde moedertaal moet ik spreken over bossenvogels en appelenbomen, zielenpijn, stinsenplanten en woudenreuzen. Wat moet ik doen? De filosoof keek me streng aan en zei: Hoezo probleem? Je gaat er toch prat op dat je zelf nadenkt, en om je moedertaal geeft? Geef er dan om en schrijf erover, over bosvogels, stinsplanten, appelbomen, zielepijn en woudreuzen. En die onzinnige regeltjes? Dwingelandij is levensangst, denk daar maar aan als je weer eens zielepijn hebt!


Zo.

~

Het wordt winter. Eind november. Wat te doen in de schooltuin? Een lamp maken natuurlijk. Een winterlamp. Wat heb je nodig: knotwilgen. Die staan overal. Die ga je knotten. 


Het knothout sorteer je op dikte. De dikke takken steek je in een omgekeerde grote plastic bloempot. Regel maar wat gebruikte bij het tuincentrum om de hoek. De takken maak je aan de bovenkant vast met een bundelbandje. Met de dunne twijgen kan je nu gaan vlechten. Dat geeft stevigte aan het geheel. Als je dat mooi vindt, vlecht dan helemaal tot bovenaan. Binnenin de wigwam maak je lampjes vast aan de staande takken. Een snoer kleine ledlampjes met een batterijtje, simpel en goedkoop. Om het helemaal feestelijk te maken versier je je lamp met clematispluis, sparappels, en wat je allemaal kunt vinden in het winterbos. 
 


Zo deden we dat, op school de Waterlelie, waar ik vakleerkracht Groen was. Die lampen, die maakten we in de plantenkas op de schooltuin. Bert, leraar techniek, wist een kas in onderdelen te liggen op een failliet tuincentrum. De vader van een leerling vervoerde de onderdelen gratis voor ons. Onder de bezielende leiding van Bert verrees ons groene paradijs.



Er bestaan mensen met twee rechterhanden. Zo iemand  was Cok, zijn gewicht in goud waard. Onze concierge, maar vooral een zachtaardig en toegewijd mens. Op de foto zie je hem met leerling Patrick. Samen hadden ze het dak van de kas bespoten met temperzon. Wonderspul. Bij regen is het glashelder, bij zonneschijn vormt het een zacht filter. Anders wordt het veel te warm binnen.


Behalve winterlampen maken deden we natuurlijk nog veel meer in en rond de kas.


De oude boekenkast van mijn ouders staat onder het afdak aan de zuidkant van de tuin. Gevuld met tijdschriften over planten en dieren. Natalja weet dat te waarderen. 
 

Bosuitjes schoonmaken. Ongelooflijk gezellig werk. Kijk maar naar de twee tuinmannen.


Hier zie je 17.568 zaailingen van basilicum, sla, andijvie, cosmea en nog wat. Ze moeten alleen nog opgepot  worden. 
 
Je gereedschap laten glanzen? Daar heb je geen brillo of pannespons voor nodig. Wij doen dat met warm water en paardestaart, equisetum arvense. Deze jonge tuinman geniet van het poetsen. 
 

De klonten moeten uit de potgrond!


Zo krijg je de krulandijvie perfect uitgeplant.

 
Tom en Vincent werken met opperste aandacht aan de takkenwal naast de kas. 
 
Beste lezer, ongelooflijk veel plezier hebben we, leraren en leerlingen, beleefd aan het bouwen en inrichten van de kas, en daarna van het werken in dit paradijs. Ik hoop dat de tekst en de foto`s dat enigszins hebben duidelijk gemaakt.


Mussenboom.

~


Bijna viel hij om, tijdens een heftige storm, onze prachtberk. Er zat dus niets anders op, tweederde eraf. Toch bleef er een mooie vorm over. Een dikke stam, vanaf twee meter hoog een vork begroeid met klimop. In die klimop wonen de mussen. Die mussen voer ik, het zijn tenslotte huisdieren waar je voor hoort te zorgen. ‘s Morgens een korfje vol. Bij zonnig weer zijn ze vroeg wakker. Dan hoor je ze vrolijk kwetteren, en komen ze meteen naar het gevulde korfje vliegen. Bij somber weer zijn ze laat, en veel stiller.



Eikeblad koken.

~

Schuin tegenover ons huis wonen twee gaaien. Daardoor staan ook in onze tuin jonge eikebomen. Geplant door die gaaien. Het blad van die eiken is nu, begin december, helder groen en okergeel. En hard, het voelt als het vel van een oude zeemeermin. Wat langer koken dus. Koken? Jazeker. Ik was op zoek naar een manier om bladskeletten te maken. Dat lukte niet zo best, maar ik vond tijdens dat zoeken wel een methode om bladeren van bijvoorbeeld tulpenboom  en eik door ze te koken deels doorzichtig te maken. Telkens weer een verrassing, de vormen en kleuren die het kookproces heeft opgeleverd. Na het koken, meteen in de plantenpers.









En dit is ‘m dan:



Het mensenbos.

De belangrijkste functie van een hek zie je meestal over het hoofd. Maar niet als je tien bent, en je gaat met je broertje op de step naar het Overveense woud. Overal kan je lekker crossen, er is zelfs een helling met een soort skischans. Meters vlieg je door de lucht. Maar één stuk bos, daar staat een hek omheen. Onmiddellijk begrijp je de functie: dat ding staat er om overheen te klimmen. Dan voltrekt zich een wonder. Zo jong als je bent, of misschien wel juist daardoor, besef je dat je op een plaats bent waar al talloze jaren niemand komt. Als de dag van gisteren herinner ik me het geluksgevoel: zo’n echt bos, met wilde dieren en nergens een pad.
Vele jaren later. Het hek is weg. Mensen mogen erin. Al heel lang. Op talloze manieren laten ze hun sporen achter. Soms plat (plastic troep), soms heel subtiel. Jonge mensjes bouwen een hut. Iemand kamt zijn hond.  Kijk maar.




















Buitengeluk van een bladzoeker.

~

Eind november. Alleen nog wat blad van de noorse esdoorn. Teruglopen door de laan met de geknotte lindebomen. Toch maar wat verweerde bladeren mee die verfomfaaid in het gras liggen. Thuis kijk ik er beter naar. Rood! Happen eruit door beestjes. Zwarte littekens van gallen. Gangen van mineerders. Elk blad een verhaal.



Landjes


Landjes hadden we. Met een crossbaan voor de step. En natuurlijk om hutten te bouwen en fikkie te stoken. Daar leerde je ze ook kennen, de beesjes. Langpootmuggen, duizendpoten die heftig konden steken, miljoenpoten niet. Die rolden zich prachtig op, net oproldrop maar dan wat kleiner. Met mijn broer bouwde ik een hut van takken, bedekt met fluitekruid, door taalidioten uitgescholden voor fluitenkruid. Na een week kwamen we weer eens kijken. Weg hut. Ons fluitekruid was veranderd in een zwarte druipende massa. Weer wat geleerd. Landjes zijn, tenminste hier in west-Nederland, normalisiert of ausradiert. Daarom maak ik ze maar zelf. Kleine, voor de beesjes en de wilde planten. Met een kachel erbij. Voor mezelf. Kan ik toch fikkie stoken. Simpel gemaakt. Stapelmuur, zandbakzand, wat snoeihout en gewied onkruid erdoor, klaar. Dan naar de Ikea fietsen. Aan de zuidkant van deze woongrutter groeit op opgespoten zand de complete duinflora. Koningskaars, zwarte toorts, teunisbloem, wilde reseda, wouw, reigersbek, gele en witte honingklaver, noem maar op. Wat een weelde. Het lijkt wel een landje.





Hek.


Wandrek en ander gymtuig. Sterk moet het zijn, maar ook buigzaam. Van essehout  dus. Prachtige boom, prima hout. Ook voor een tuinhek. Niet naar het tuincentrum hollen, zelf maken.